De National Trust is uit nood geboren. De industrialisatie hield geen rekening met het Engelse natuurschoon en de culturele waarde van historische gebouwen. Kaalslag dreigde en de regering hielp dat verder in de hand. Tijd voor actie.

Jubileum
De Tweede Wereldoorlog was nog in volle gang wanneer de National Trust haar 50ste verjaardag viert. De noodklok die de voorzitter luidde in het bijbehorende jubileumboekje klinkt ons bekend in de oren. Economische vooruitgang gaat ten koste van de natuur en van bijzondere architectuur uit vervlogen tijden. Een ander punt van aandacht waren de toeristen. Het platteland werd  als slechts een prettig vakantieoord gezien door de stadsbewoners. Dat de boer hier ook zijn producten verbouwde die in de  winkels terecht kwamen, drong niet goed door. De bezoekers lieten de hekken van de weilanden openstaan, liepen over de gewassen van de boer en dumpten hun afval in de natuur. Goed onderricht vanuit de National Trust zou de stedelingen meer respect moeten bijbrengen voor geschiedenis, de natuur en voor het werk van de landbouwer.

Adel moet betalen
Niet alleen de Industriële Revolutie is de oorzaak van de sloop van historische landgoederen om plaats te maken voor betonkolossen en fabrieksterreinen. In de 20e eeuw veranderde het Britse belastingsysteem en moest de adel belasting gaan betalen over hun landgoederen. Aangezien het onderhoud van de oude landhuizen en de bijbehorende grond al niet goedkoop was, kwamen veel adellijke families door deze nieuwe wet in de financiële problemen. Projectontwikkelaars vonden makkelijke slachtoffers in deze noodlijdende adelborsten en kochten veel landgoederen op. Zij hadden andere plannen met de percelen dan de prachtige huizen behouden en braken deze dan ook vaak af.

Van de regering hoefde de natuur- en historieminnende Engelsman weinig te verwachten. Zij verdiende ook aan de ontwikkeling van deze stukken land. Daarnaast was er geen ministerie dat de wettelijke macht bezat om de afglijdende landgoederen te redden. Het Ministry of Works had alleen een pot met geld bestemd voor het behoud van ruïnes. Landhuizen die nog niet in zo’n staat van verval waren, kwamen niet voor subsidie in aanmerking en de natuur al helemaal niet.

Harry Potter en Sense & Sensibilty
De National Trust is in 1895 opgericht door enkele individuen met het motto “To preserve natural beauty and historical treasures”. Zij wilden de achteruitgang van het natuurschoon en de sloop van historische gebouwen tegengaan. Het jaar daarop kocht ze haar eerste gebouw, Alfriston Clergy House in Sussex, voor £ 10.

De stichting kwam uit de koker van particulieren en werd bestierd door vrijwilligers en dat is nog steeds de strekking. Zij ontvangt geen subsidie van de overheid maar betaalt de kosten door middel van inkomsten uit entreegelden, donaties en abonnementen. En dat is niet mis. Meer dan 3,5 miljoen Britten zijn lid van de National Trust en miljoenen toeristen bezoeken jaarlijks de tienduizenden eigendommen van de stichting.

Naast nationale parken, stukken kust en bos zijn dat veel historische gebouwen. De stichting nam vooral tijdens de economische crisis in de jaren ’30 veel landhuizen met de bijbehorende landgoederen over van de noodlijdende adellijke families. Ook onroerend goed van bekende personen is toegevoegd aan de lijst van bezittingen en doet het goed bij de bezoekers. En wie nog nooit een bezoek heeft gebracht, kan de eigendommen van de National Trust in de bioscoopzaal hebben gezien. Ze worden vaak gebruikt als filmlocatie:  de kloosters van Lacock Abbey deden dienst als klaslokalen in Harry Potter en verschillende huizen en landgoederen zijn te zien in Sense & Sensibility.

Naast het entreekaartje kunnen de toeristen ook allerhande aandenkens kopen in de bijbehorende winkeltjes.  Schaakspellen verkoopt de National Trust Shop ook en dit souvenir mag daarom niet ontbreken in de collectie van het Schaakstukkenmuseum.

Door Marjolein Overmeer