Reclame is van alle tijden maar vooral in de 19e eeuw nam het een grote vlucht. Merken zochten nieuwe manieren om zich te profileren en gingen samenwerken met kunstenaars. In het Schaakstukkenmuseum zijn vooral spellen te vinden die bekende merken uit de 20e eeuw uitbeelden.

“Wij hebben de lekkerste kip!” Tussen de ruïnes van Pompeii is overal muurreclame te vinden. Politici, gladiatoren maar ook restaurants werden hier alom aangeprezen. Later, in de Middeleeuwen, maakten de stadsomroepers naast de mededelingen van de stad  reclame -of anti reclame- voor horecagelegenheden. Of de eigenaren dat wel leuk vonden was niet belangrijk. Boven de werkplaatsen en winkels hingen luifels, dikwijls gepaard met reclameleuzen over de te verkopen waar. Zo kon iedereen van een afstand al zien wat er werd verkocht.

Affiche voor Philips lamp door Albert Hahn (1917)

Massaproductie heeft reclame nodig
Tot de komst van de Industriële Revolutie in de 19e eeuw hadden de winkeliers alle macht. De grutters, of kruideniers, beslisten welke goederen ze verkochten en waar ze die inkochten. De klant was dus overgeleverd aan de keuze van de winkelier. De goederen waren niet per stuk verpakt maar zaten in de winkel in grote bussen, pakken of zakken. Wilde je een ons koffie dan woog de winkelier het voor je af en goot het in een zakje. Via mond-op-mondreclame en de vaste klantenkring kwamen deze lokale ondernemers aan hun klanten.

Met de nieuwe massaproductie reikte de horizon verder en veranderde de reclame. Fabrikanten wilden ook klanten buiten de regio bereiken. Om voor iedereen herkenbaar te zijn, begonnen ze hun producten in te pakken en te voorzien van hun naam. Nu konden de klanten bij de grutter dus specifiek vragen om Van Houten cacao. Of Verkade koek. De reclame gingen de fabrikanten ook grootser aanpakken. Dit ging verder dan de naam boven de deur of op het product. Sinds 1868 was de belasting voor de uitgevers op kranten, tijdschriften en de advertenties daarin afgeschaft. Hierdoor kon de prijs omlaag wat de oplage-aantallen enorm verhoogde. Ook kwamen er veel nieuwe dag-, week- en maandbladen bij. Al deze media plaatsten advertenties. In het begin was dat alleen maar een schreeuwerige tekst maar aan het eind van de 19e eeuw wilden adverteerders meer.

Reclame affiche van Jan Toorop in Art Nouveau stijl (1894)

Kunst in de reclame
Door verbeterde technieken was het een stuk goedkoper geworden om afbeeldingen te laten drukken. Fabrikanten zochten contacten met kunstenaars om hun reclame affiches te ontwerpen. De Socialist Albert Hahn maakte naast zijn posters met socialistische oproepen ook affiches voor Verkade en Philips (1917). Naast het feit dat kunstenaars hun brood moesten verdienen, wilden de Socialisten dat ook het gewone volk van kunst kon genieten. En niet alleen de elite in hun salons en musea. En door de reclameaffiches kon dat. De reclamezuilen hadden hun opmars gemaakt en stonden door heel de stad. Ze werden regelmatig volgeplakt met nieuwe kunstige boodschappen.

Deze zichtbare reclameaffiches hadden een groot effect. Zo maakte Jan Toor op in 1894 een affiche voor de Nederlandse Oliefabriek (NOF, nu Calvé) in Art Nouveau stijl. Deze reclame voor slaolie is zo beroemd geworden, en zelfs internationaal gelauwerd, dat deze stijl in Nederland nog steeds bekend staat als de Slaoliestijl.

Reclame schaakspellen

Reclame schaakspellen

Bioscoop en TV
Met de nieuwe media van de 20e eeuw werden andere manieren gevonden om reclame te maken. In de bioscoop zagen de bezoekers sinds 1920 reclamefilmpjes, waaronder die van een bezoek aan de Haagse Hopjes fabriek.

Reclame is overal om ons heen, zeker vlak voor de feestdagen. Soms irritant maar het kan ook heel creatief zijn. Zoals de kunstige reclame van 100 jaar geleden. Of de reclame-schaakspellen in het museum.

Door Marjolein Overmeer