Begin mei is altijd een mooi moment om terug te blikken op de Tweede Wereldoorlog. Om niet te vergeten en te herdenken, ook al staat dat de laatste tijd ter discussie. Het Schaakstukkenmuseum heeft verschillende schaakspellen die een link hebben met de Tweede Wereldoorlog.

Eén van de meest aangrijpende schaakspellen in het museum vind ik het spel uit de Tweede Wereldoorlog, dat onderduikers hebben gemaakt van wasknijpers. Wanneer je daar naar kijkt, wetend dat ze het hebben aangeraakt terwijl ze zich verstopten voor de Duitsers, komt de geschiedenis ineens heel dichtbij…

Een ander spel met Tweede Wereldoorlog-thema is recent aan de collectie toegevoegd en is onderdeel van de Collectie Rademaker. Op het bord staan de nazi’s tegenover het Rode leger, van het toenmalige Rusland. Allebei geen lieverdjes en miljoenen mensen stierven door wreedheden van beide kanten.

De nazi’s staan achteraan en het Rode leger vooraan


Andere kijk op oorlog
Pas las ik een oorlogsboek dat veel impact op me had en waar ik aan moest denken toen ik naar het schaakspel Nazi’s – Rode leger keek. Het boek The unwomanly face of war door Svetlana Alexievich. Zij ontving in 2015 de Nobelprijs voor de literatuur voor haar bijzondere geschiedenisboeken, vol persoonlijke verhalen van ooggetuigen. Oorlogsboeken worden meestal geschreven door mannen. Heldendaden, feiten over de veldslagen, het soort munitie en het aantal soldaten dat deelnam. Niet mijn favoriete boeken, moet ik zeggen.

Maar dit boek vertelt de verhalen van Russische vrouwen die in het Rode leger vochten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Die oog in oog hebben gestaan met de nazi’s. Die het, naar eigen zeggen, minder makkelijk vonden om te doden dan mannen. Maar wanneer je de andere partij maar genoeg haat, bijvoorbeeld omdat ze je moeder en zusjes voor je neus in brand staken op het dorpsplein, wordt het vanzelf makkelijker. Alexievich sprak eind jaren zeventig honderden vrouwen en heeft toen hun heftige verhalen opgeschreven. Met veel oog voor de kleine dingen en voor de gevoelens van de vrouwen.

Tijdens het communistische regime wilde geen enkele uitgeverij haar manuscript hebben, omdat Alexievich de ellende van de oorlog liet zien en niet de roemrijke overwinningen. Onder het wat soepelere Sovjet-regime lukte het wel, maar werden er alsnog delen van haar manuscript gecensureerd. Een censor verwoordde het als volgt: “Wie gaat er na zo’n boek nog vechten? U vernedert de vrouw met uw primitief naturalisme. U onttroont onze oorlogshelden. U maakt haar tot een gewone vrouw. Maar voor ons zijn ze heilig.”

Scherpschutters
Vorige jaar is het boek opnieuw uitgebracht (in Engelse en Nederlandse vertaling) en nu mét alle eerder gecensureerde stukken. Als voorproefje laat ik jullie hier alvast kennis maken met Maria Ivanovna Morozova, korporaal en scherpschutter in het Rode leger.
Toen de oorlog begon was ze nog geen 18. Omdat de overwinning op de Duitsers langer op zich liet wachten dan verwacht, meldde ze zich met haar vriendinnen bij het rekruteringsbureau. Met lange vlechten ging ze naar binnen en met een kort geschoren koppie kwam ze er weer uit. Vol goede moed en branie stapten de meisjes op de goederentrein, richting het front. Ik citeer:

“Niet alleen ik, alle meisjes wilden naar het front. Elke geschikte man vocht al aan het front, ook mijn vader. Al snel kwam de oproep om het vaderland te verdedigen, want de Duitsers lagen al voor Moskou. De commandant, kolonel Borotkin, werd kwaad toen hij ons zag. ‘Wie heeft ons dit stel meisjes in de maag gesplitst? Gaan we soms balletten!? Het is hier oorlog, geen danspartij!'”

Maar de meiden schoten beter dan de mannen, omdat ze een langere en uitgebreidere scherpschutterstraining hadden gehad dan de mannelijke soldaten. Maar echt iemand neerschieten, bleek toch een ander verhaal. “Mijn eerste dode was een Duitse officier. Toen ik hem in het vizier had bedacht ik ineens: hij is wel de vijand maar ook een mens! Op de een of andere manier begonnen mijn handen te beven, mijn lijf trilde en huiverde. Maar ik herpakte mezelf en haalde de trekker over. Daarna begon ik nog meer te beven, bevangen door een soort schrik: heb ik een mens gedood? Aan die gedachte moest ik wennen ja… Kortom, afschuwelijk, dat vergeet je niet meer.”

De oorlog tekende Maria, net als al die andere veteranen, voor het leven. Ze trouwde met een andere oud-soldaat, want zij begrepen elkaar tenminste… “Zelfs als je levend uit de oorlog terugkeert, wordt je ziel ziek. Nu denk ik: je kunt beter gewond raken aan een arm of been, dan lijdt je lijf tenminste. Anders lijdt je ziel, en dan lijd je pas goed. Want we gingen als kleine meisjes naar het front. Ik ben zelfs nog 10 cm gegroeid in de oorlog.”

Er is niets heroïsch aan oorlog. Wie daar anders over denkt, zou deze verhalen moeten lezen. Zo voorkomen we pas echt dat de gruwelijkheden zich blijven herhalen.

Door Marjolein Overmeer