Schaakstukken van vlammend steen. Ze hebben een intimiderende houding en als echt leger wil je ze niet tegenover je hebben staan. Wie of wat beeldt dit schaakspel uit? Het is aangekocht door de heer Glotzbach in Den Haag in 1976, maar meer informatie is er helaas niet.

Schaakspel nummer 20 uit de Collectie J.M. Glotzbach. Herkomst onbekend

Dit schaakspel heeft voor hoofdbrekens gezorgd. De Pionnen hebben iets weg van middeleeuwse ridders met een zwaard voor de borst, maar de Torens lijken op Chinese pagoden. En de Koning, met zijn uitstekende hoofddeksel, heeft iets weg van een Polynesisch beeld op Paaseiland. Waar kijken we naar?

De laatste optie valt af. Polynesische volkeren gaan niet gekleed zoals deze schaakstukken, inclusief de puntige baarden. Zou het schaakspel zowel op de Europese ridders als op Aziatische krijgers geïnspireerd kunnen zijn? Een interessante gedachte, omdat Europa in de dertiende eeuw sidderde voor de oprukkende Dzjengis Khan en zijn Mongoolse strijders.

Dzjengis Khan

De wereld onderwerpen
Dzjengis Khan (circa 1162-1227) werd als kind met zijn familie de wildernis ingejaagd door een vijandige stam. Ze leden honger en moesten elke keer opnieuw vluchten maar de jongen overleefde. Gehard door zijn jeugd wist Djenghis Khan zich op te werken door middel van militaire successen. In 1206 werd hij gekozen door de andere Mongolen als Dzjengis Khan, leider van alle Mongolen. Dit was het begin van het Mongoolse Rijk. Het was de ambitie van Dzjengis Khan om de hele wereld te onderwerpen aan het leiderschap van de Mongolen en hij kwam een heel eind.

Zijn leger groeide in aantal soldaten en wapens en door militaire ervaring. Het marcheerde steeds verder naar het westen. Djenghis Khan overmeesterde door snelle acties te paard alle volken die hij tegenkwam en stichtte een rijk dat zijn gelijke niet kende. Zelfs het Romeinse Rijk was qua oppervlakte een vlekje op de landkaart in vergelijking met het Mongoolse Rijk, dat zich uitstrekte van Zuidoost-Azië tot aan Hongarije. Het bevatte bijna een kwart van al het land op onze aardbol en alleen het Britse Rijk van de negentiende eeuw zou groter worden.

Mongoolse Rijk op het hoogtepunt in 1279

Paus stuurde waarschuwing
Europa sidderde voor dit moordzuchtige leger dat dood en verderf zaaide en steeds dichterbij kwam. In 1241 stonden de Mongolen zelfs op de oevers van de Donau, nadat ze Boedapest hadden ingenomen en verwoest. Tot grote opluchting van de Europese heersers trok het Mongoolse leger zich datzelfde jaar terug, na de dood van de heersende Khan. Een strijd om de opvolging barstte los en de nieuwe Khans zouden zich meer gaan bezighouden met oorlogvoering tegen China en de strijd tegen de islam.

Het Mongoolse leger zou niet meer terugkeren naar Europa, maar dat wisten ze in Europa nog niet. De paus, Innocentius IV, wilde weten welke intenties de nieuwe Khan had met het Westen. Hij had de Mongoolse slachtingen in Hongarije en Polen meegemaakt en schreef in 1245 een brief, waarin hij zijn ongenoegen uitte over het vermoorden van onschuldige christenen. De Khan mocht zich bekeren en dan zouden al zijn zonden vergeven worden, in ruil voor vrede met Europa. Totaal tegen de verwachting van de paus in, greep de Khan deze kans niet met beide handen aan, zo blijkt uit zijn brief terug.

Paus Innocentius IV zegent de missies naar de Mongolen. Illustratie uit het Speculum Historiale van Vincent van Beauvais, 1400

De brieven waren de eerste belangrijke diplomatieke uitwisseling tussen Europa en het Mongoolse Rijk. De franciscaner broeder Johannes van Pian del Carpine had op zestigjarige leeftijd de opdracht gekregen om naar het hof van de Khan te gaan en de brief af te leveren. De missie zou twee jaar duren en Johannes heeft zijn reiservaringen en het land beschreven in het boek Ystoria Mongalorum quos nos Tartaros appellamus (Geschiedenis van de Mongolen, die wij Tartaren noemen). Het boek is wereldberoemd geworden, maar is niet altijd even geloofwaardig. Zijn opvolger Willem van Rubroeck schreef enkele jaren later een veel betrouwbaarder verslag. Dit is in zijn eigen tijd echter niet uitgebracht en daardoor in de vergetelheid geraakt tot aan de herontdekking in de negentiende eeuw.

Khan uit stelen
In de hoofdstad Karakorum, die de zoon van Djenghis Khan in 1240 zou voltooien, stonden zowel het paleis van de Khan, boeddhistische tempels als een christelijke nestoriaanse kerk. De uitwisseling van kennis tussen Europa en het Mongoolse Rijk zou op de lange termijn van grotere betekenis zijn dan de handel tussen de twee gebieden. Op cultureel vlak zijn er ook interessante kruisbestuivingen. Zo is er van het vroegmiddeleeuwse verhaal Karel ende Elegast (in 1270 voor het eerst op schrift gezet) ook een Mongoolse versie. Hierin krijgt de Khan de opdracht om uit stelen te gaan en zo komt hij erachter dat zijn zwager hem wil vergiftigen. Zou dit schaakspel het product zijn van een dergelijke culturele uitwisseling? Of is de uitvoering van de schaakstukken toch ontsproten uit de fantasie van de maker? Wie weet…

Door Marjolein Overmeer